een kamer voor jezelf
hoe blijf je baas in eigen geest?
Een aantal jaren geleden ben ik voorgoed verhuisd. Ik woon nu op kamers in het huis van mijn gezin. Mijn bed is mijn kantoor, de zwarte kat aan mijn voeten is mijn vaste collega. Mijn dromen, boeken en visioenen de meest noodzakelijke kantoorbenodigdheden.
Deze interne verhuizing is een nederige navolging op de strekking van ‘A room of one’s own’ van Virginia Woolf. Het essay werkt zingevende gedachten uit rondom het idee dat je om vrij werk te kunnen maken, vrijgestelde tijd en een solitaire plek nodig hebt.
Wat Virginia deed in de jaren twintig, poogden onze moeders in de jaren zeventig: een vrije vrouw zijn. Maar hoe is het nu met onze verworvenheden gesteld?
‘Heb jij eigenlijk een kamer voor jezelf?’, is een vraag die ik vaak stel aan mijn cliënten en cursisten. Heb je een plek waar je kunt mijmeren, nadenken, alleen kan zijn, kunt contempleren, of waar je gewoon mag ‘zijn’? Gun je dit jezelf, kun je jezelf vrijmaken van al je verplichtingen en verleidingen, van alle stress, schuld en schaamte?
Tijdens de pandemie werd er in mijn omgeving opeens flink op los verhuisd in eigen huis. Die vriendin had nu eindelijk ook haar eigen kamer in hun eengezinswoning, de andere vertrok naar zolder.
Hoewel het zeker ook gaat over een fysieke plek waar je privacy hebt en je kunt concentreren, betekent de kamer voor jezelf iets dat groter is en verder strekt dan het je vrijmaken van je gezin om te kunnen werken, ook al was dit tijdens de pandemie vaak de eerste aanleiding.
Waar werk eerder een symbool voor vrijheid en gelijkheid was, zet het moeten werken om geld te verdienen ons vandaag ook vaak vast. Als we niet zorgen dan werken we wel. En als we werken dan zorgen we óók. En als we niet zorgen dan maken we ons wel zorgen. We werken voor ons bezit, voor de vakantie die we zo nodig hebben (omdat we zo hard werken), voor een hogere functie, voor een schijnzekere toekomst. Maar maakt dit ons nou écht vrij? Doen en denken we wat we zelf willen? Leven we naar onze eigen zin?
We ontlenen status aan het druk hebben, aan een agenda vol meetings en maatschappelijke successen. En als we het eens niet druk hebben, voelen we ons schuldig, of niet gezien, of hebben we het gevoel dat we falen of lui zijn.
We geven onszelf de schuld terwijl we misschien wel vraagtekens moeten zetten bij ons huidige systeem. Als we het rad van werken, moeten, willen en consumeren om te compenseren; het systeem waarin we al zolang ronddolen, niet zelfstandig kunnen veranderen, hoe maken we ons dan vrij bínnen dit systeem? Kun je in dit bestaan uit overleven en in léven komen?
Een kamer voor jezelf staat vandaag de dag misschien wel meer dan ooit voor een vrije geest, baas in eigen brein. Niet alleen ons werk maar ook ons funscrollen, doomscrollen, plannen, piekeren, liken en disliken; al het automatische moeten doen en denken; het houdt ons continu bezet, het maakt het zelfs eng om ’s even niets te doen en helemaal niet te denken. Juist deze vrijgemaakte stilte of leegte is zo nodig om te herkennen wie je werkelijk bent.
Je autonomie ontwikkelen kan alleen als je komt bij dat wat eigen en oorspronkelijk is. Geïnspireerd door het alles om je heen, maar ingedaald en opgehaald uit het diepste binnen. En van daaruit terug de wereld in om te kunnen geven wat je écht hebt te geven; dat waar je vol van bent, waar je van overstroomt: je eigen overvloed. Leven vanuit deze eigenheid vraagt om je steeds weer te kunnen terugtrekken in die geestelijke, vrije ruimte: een kamer voor jezelf.
< terug