verschijnen
Een onverwachte, vreemde, zijwaartse beweging ten opzichte van ons ‘willen'
We lopen door de Bleekersvallei, hij voor, ik achter, over het smalle duinpad. Hij vertelt over ‘klankverbeelding’, een niet bestaande muzikale term die zijn gitaarleraar gebruikt om van ‘grafisch’ spelen naar meer ‘melodisch’ spelen te komen. Mijn oor vormt zich als zo’n hoorn van een ouderwetsche platenspeler, over mij heen naar voren, om alles op te kunnen vangen van wat hij zegt. ‘Als je je een klank voorstelt die je nog niet speelt, kunnen je vingers die later makkelijker maken, is het idee’, zegt hij.
We komen bij het ondergelopen veldje dat geen ondergelopen veldje meer is. We staan stil, verbaasd dat het water weg is. Net zo verbaasd als toen het veldje was ondergelopen, twee jaar geleden. En toen het water daar wandeling na wandeling maar bleef staan. Seizoen na seizoen. En er vogels kwamen. En bleven.
Met onze ogen verkennen we dat wat ons vreemd voorkomt. Hier en daar een boomstronk, heel veel hele korte grassprieten. ‘We kunnen er wel even heel voorzichtig oplopen?’ stelt mijn zoon voor. Als toeschouwers die stiekem het podium betreden, zetten we voet op nieuwe grond. We ondergaan de voorstelling die het verdwenen water heeft achtergelaten. Het ongebruikte tapijt van lichtgevend gras veert zacht onder onze voeten, als een matras. Tussen de jonge frisgroene sprieten vinden we een kronkelig soort plantje, volkomen asgrijs van kleur. Het lijkt verbrand. Maar iets dat uit water tevoorschijn is gekomen, kan toch niet verkoold zijn? Of heeft de zon dat gedaan? Was het plantje nog zo pril en gewend om nat te zijn dat het, toen het opdroogde, meteen verschrompelde tot as? Of is het een nieuw soort mos? We weten het niet. We weten wel dat er op de bodem van het verdwenen meertje van alles is verschenen. Dingen die we ons niet konden voorstellen toen het onder water lag. Zelfs niet in onze klankverbeelding.
We laten onze smartphones met de Plant Snap app in onze zakken zitten. Blijkbaar roept het een andere houding op, dan willen duiden wat het is. Onze handen buigen naar het onbekende. Onze vingers, krom als vraagtekens, gitaarspelen zachtjes met het onvoorziene. En dan, door de hoorn aan mijn oorschelp, hoor ik het incomplete zingen.

< terug